Opdrachtgevers hechten almaar meer belang aan hinder, of het gebrek daaraan tijdens werkzaamheden. De bouwprojecten met de minste hinder zijn die waar de architecten of ingenieurs in hun ontwerp al rekening hielden met het vermijden van hinder. Dat is een attitude waar het in België vaak nog aan ontbreekt.
Minder hinder staat recht evenredig ten opzichte van draagvlak. Hoeveel te minder hinder, des te groter het draagvlak voor een project. Zowel voor private als publieke initiatiefnemers is dat draagvlak belangrijk, want het vergroot de kans op een vlot vergunningstraject. En voor publieke initiatiefnemers heeft het in verkiezingsjaren een dubbele betekenis. Kortom, ‘minder hinder’ is zoveel meer dan werken uitvoeren met minimale overlast voor de betrokkenen (buurtbewoners, weggebruikers, stakeholders). Op het einde van de rit betekent het ook besparing, hoger rendement, een gunstigere publieke opinie, …
Bezint …
Maar minder hinder is in België nog een relatief nieuw begrip. Veel publieke opdrachtgevers zijn zich er van bewust dat ze de aannemer om minder hinder maatregelen moeten vragen, … maar op dat moment is het kalf al half verdronken. In de praktijk komt het dan veelal niet verder dan op een oubollige manier informeren over wat onvermijdelijk is.

Zowat iedere lijn die de ontwerper op papier zet, heeft straks in de uitvoering invloed op de mate van hinder of de hinderbeleving. Een raadsel: Welke opstelling veroorzaakt de minste hinder: een inspectieput van de riolering in het midden van de rijbaan of een in de berm? Aquafin begrijpt dat heel goed en challenget de studiebureaus die rioleringsprojecten ontwerpen om hinder beperkend te ontwerpen. Jaarlijks beloont de waterzuiveringsmaatschappij ook de studiebureaus die hierin grensverleggend zijn.
Maar dezelfde redenering gaat ook op voor gebouwen. Een architect die ernaar streeft een oud pand volledig of deels te bewaren ontwerpt zo al hinder beperkend. Er zal immers minder afvoer van sloopmateriaal zijn en er is minder afvoer van grond voor het uitgraven van een nieuwe kelder. Die redenering kan over het volledige gebouwontwerp doorgetrokken worden. En wanneer opdrachtgever en architect die maatregelen dan voor de vergunningsaanvraag duidelijk communiceren met de omgeving, dan verkleint haar weerstand tegenover het project. (Los daarvan is er dan ook nog wat inspanning nodig om het Not In My Backyard-fenomeen te counteren)
… eer ge begint

Na het ontwerp is het aan de aannemers en hun onderaannemers om met gezond verstand naar het ontwerp te kijken en hinder beperkende uitvoeringsmethodieken te bepalen. Dat kan zijn kort maar krachtig gaan in de hinder of zoeken naar slimme methodieken die een minimale hinderbeleving met zich mee brengen. Ze bestaan al hoor, aangepaste sloopmethodes, funderingstechnieken, bouwwijzes, … Ze zijn spijtig genoeg duurder en lonen vandaag niet. Tenzij de opdrachtgever een lans breekt voor minder hinder. Het staat alvast in de sterren geschreven dat publieke opdrachtgevers meer naar minder hinder zullen vragen. De nieuwe Wet op Overheidsaanbestedingen laat de nodige ruimte om een project hier mee op toe te wijzen.
De winnaar is…
Dat gezegd zijnde, mag duidelijk zijn dat de meest succesvolle minder hinderaanpak ligt in het bouwteam. Private opdrachtgever of openbaar bestuur: Daag ontwerpers en aannemers van in het begin van het traject uit om samen te zoeken naar de aanpak met de minste hinder. Die is misschien wat duurder, maar dat prijsverschil betaalt zich indirect terug door de besparingen uit het vermijden van beroepsprocedures, het hogere rendement uit de snellere verkoop of ingebruikname van het project of de herverkiezing omdat de burger zag dat het goed was.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.